Dit heb ik geleerd van samenwonen met huisgenoten

Zo’n twee jaar geleden woonde ik nog samen met huisgenoten. Niet de eerste en de beste roomies, nee ik mocht in m’n handjes knijpen. Mijn besties met wie ik way back ga, woonde in hetzelfde huis. Met de andere bewoonster klikte het ook buitengewoon goed. Zo vormde we een fijn – creatief – stel. Dit bleef niet onopgemerkt en ons verhaal kwam zelfs in de krant met als kop: ‘Ze wonen het liefst in een aflevering van Friends’.

Het waren glorieuze tijden: we deelden lief en leed. Hadden we geen zin in elkaar? Prima, dan gingen we cocoonen. Mijn gedeelte in het huis was zó groot, ik had een heuse woonkamer, eetkamer en slaapkamer voor mezelf. De douche was letterlijk nóóit bezet (we deelden twee badkamers) en de keuken was alleen maar heel knus en gezellig. Het voelde voor ons als huisje-boompje-beestje anno 2014. We hadden écht geen behoefte aan een heel huis voor onszelf, niet wetende dat twee jaar later bijna iedereen dat toch wel heeft. Gelukkig spreek ik mijn besties nog vaak en voelen we ons altijd thuis bij elkaar, zelfs al wonen we niet onder een dak. Toch blikken we regelmatig terug op de tijd waarin we wél alles deelden. Jep. We hebben er zelfs wat van geleerd.

Lees ook: 50 dingen waar we onze huisgenoten nog steeds dankbaar voor zijn.

1. Je moet elkaar de ruimte gunnen
Dat is iets wat bij ons vanzelf ging. Misschien omdat we het allemaal druk hadden en ook niet zo vaak thuis waren? We liepen elkaars deur niet plat en stonden elkaar nooit in de weg tijdens het koken. En als we dan ooit moesten wachten, was dat geen probleem. Nee joh! Alleen maar gezellig.

2. Minimalistisch leven
Dit was met name voor mij een probleempje. Met een collectie schoenen waar je ‘u’ tegen zegt en een soort verzamelwoede was ik toch wel degene met de meeste troep in huis. Zelfs de kast op de gang was volgepropt mijn spullen, maar goed, die kast hoorde eigenlijk ook bij mijn kamer. Maar eigenlijk had ik niet zoveel spullen nodig. De kamers van mijn roomies zagen er piekfijn uit en daar was niet veel voor nodig. Minimalisme is de sh*t, en deze trend begrepen mijn huisgenoten stukken eerder.

3. Communiceren is belangrijk
Er moet worden schoongemaakt, soms geeft iemand een big parteh en er zijn standaard dingen die jullie met z’n alle gebruiken en dus samen moeten kopen. Afwasmiddel bijvoorbeeld. Niemand heeft zin om deze minder fijne dingen op zich te nemen. Het liefst dronken we met z’n alle een glas wijn en vergaten we het schoonmaak rooster. Maar als we dit een week uitprobeerde kwamen we bedrogen uit. Niks zo vervelend als een vies huis! BAH! Als iemand bijna niet thuis is, wordt er door hem of haar minder gepoetst. Dat is prima. Maar als iemand de godganselijke dag niks doet, dan wordt er wél verwacht dat ‘ie zich aan het schoonmaakrooster houdt. Gebeurt dit niet? Dan mag je daar best wel wat van zeggen.

4. Grenzen aangeven is ook belangrijk
Wij kenden elkaar door en door en wisten als de muziek hard stond: ach joh! Dit is één avond. Maar ik heb andere tijden gekend toen ik nog niet op de Bessemerstraat woonde, maar in een armoedig studentenkrot waarbij ik met een wildvreemde ruzie liep te maken omdat hij het nodig vond om iedere nacht met zijn Nintendo te spelen. In de woonkamer mét vrienden. Deze lapswans was sowieso geen fijne huisgenoot en nam letterlijk al het straatvuil mee naar huis. Ik was nog jong en alles behalve mondig. Dus slikte ik deze perikelen als zoete koek. Douchen stelde ik uit, want de badkamer was té ranzig. Liever vertoefde ik iedere avond bij een vriendin waar ik ook best wel even de douche mocht gebruiken. Maar dit is natuurlijk niet de manier. In je eigen huis moet het enigszins netjes zijn, en mag je het best wel zeggen als iets je niet zint. Dat heb ik geweten, en mijn volgende huisgenoten ook. Ik heb nooit meer zo over me heen laten lopen als dat deze gast dat deed.

5. Sharing is caring
Letterlijk en figuurlijk. Als iemand in zak en as zit, is het wel zo fijn als jij een luistert oor bent of even de boodschappen doet. Je woont in één huis dus kunt ook makkelijk voor elkaar zorgen. Er is vast wel iemand die boodschappen gaat doen, kleine moeite om dan ook voor de ander wat mee te nemen. Ook handig: je hebt een mega grote kledingkast! Het is regelmatig voorgekomen dat J. een optreden had waarvoor ze nog even een outfit nodig had. Mijn garderobe leende zich perfect!

6. Je wordt een soort van familie
En daardoor voelt thuiskomen écht als thuiskomen. Je deelt lief en leed en ziet elkaar ’s ochtends als je mega brak bent maar ook voordat je op date gaat. Soms eet je samen of je drinkt gewoon een koffie. Maar als het klikt met je huisgenoten ben je elkaars vangnet, uitlaatklep en familie.

7. En drinkt liters wijn
Jep. Regelmatig ging er ’s avonds een flesje open. Nippend aan een glas rood namen we de dag door, en het was niet ongebruikelijk dat fles twee dan op tafel verscheen. Maar ach, we deelden de wijn en dat maakt het minder erg, toch?

8. We wisten opeens ook wat discipline was
Want om vijf uur ging de wekker wel eens, en dan vetrokken we met lichtelijke tegenzin naar de Bikram yoga. Maar ach, daarna waren we een paar kilo lichter – alleen maar vocht, en voelden we ons de hele dag topfit.

Lees ook: Dit is waarom Millenials slecht tegen verandering kunnen.